Post

50 TON EIGEN ZOETE AARDAPPEL

Met Foodmaker plantten we 50 ton biologische zoete aardappel voor onze gerechten, en dat is uniek in BelgiË. Een mooi staaltje innovatie waardoor we heel wat minder moeten exporteren uit Midden-Amerika. De trekker van dit project? Onze bioboer Mark. Hij is verantwoordelijk voor ons ecosysteem en bewerkt 12 hectare landbouwvelden.

Dag Mark, vertel eens over die zoete aardappel. Van waar komt de hype ineens?

“De zoete aardappel komt uit Latijns-Amerika en is overgewaaid met de hype van gezonde voeding. Hij is gezonder dan een gewone aardappel omdat er minder zetmeel in zit, die door fructose naar een soort suiker wordt omgezet. Dat zoetige maakt hem ook toegankelijk van smaak. Met als positief gevolg dat je er minder dik van wordt, omdat je de suiker meteen gebruikt als energie.”

Wat gebeurt er hier dat anders is?

“In België zijn we nog maar met enkelen die zoete aardappelgewassen op grotere schaal zetten. Het is een primeur dat op deze schaal biologische zoete aardappel wordt geoogst. De meeste zoete aardappel wordt geplant in tropische gebieden en komt dus overgevlogen uit Latijns-Amerika, Californië, Australië en nu ook uit Azië. De meesten zijn ook gangbaar, niet bio.”

Hoe gaat het met de biolandbouw in België?

“Natuurlijk haalt de traditionele landbouw met haar kunsten meststoffen een hoger rendement, maar als je het geduld hebt voor een goede bodem, kan je er net evenveel rendement uit halen. Het kan dus zeker wel. Het is een fabel dat bio de wereld niet kan voeden.”

Wat is bio en wat betekent het voor jou?

“Bio betekent dat het hele plaatje klopt. Biolandbouw begint met een gezonde bodem, zodat op natuurlijke wijze een gezond ecosysteem ontstaat rond je velden. Om insecten aan te trekken hebben we grachten gegraven, een poel gegraven, heggen geplant en meer. Zo proberen we hier in Bekkevoort op een organische manier een ecosysteem te laten ontstaan.”

“Hier is ook 4 jaar niets anders gespoten dan water. Mensen zeggen dat dat niet kan, maar als je slim je teelten en rassen uitkiest komt dat in orde. Het is een beetje als het Darwin principe, survival of the fi ttest. We werken verder met de gewassen die overleven. We hebben het nu geprobeerd met drie gewassen, je zoekt er uit die zich aanpassen aan je bodem en vice versa. Die hoort dan ook in dat systeem thuis. Het is niet zo dat je snel iets probeert en over vijf dagen weet of het werkt. Nee, je bent al gauw weer een paar jaar verder.”

“In serres heb je ook snel last van bepaalde schimmels. In plaats van te spuiten zetten we daar insecten in die op hun beurt de schadelijke eruit elimineren. Nu kopen we die insecten nog zelf, maar op termijn trek je die zelf aan rond de heggen en grachten, zodat die hun habitat vinden en dan ook blijven. Wanneer je dieren een plaats geeft, komen ze terug. Er huizen hier bijvoorbeeld een buizerd, een valk en ’s nachts twee uiltjes.”

Een Foodmaker biotoop dus.

“Klopt, maar het is een proces van jaren. Een echt goede bodem krijg je pas na tien jaar. Nu zitten we in het vijfde jaar. Het duurt jaren vooraleer het ecosysteem is opgebouwd. Ecologie is geen exacte wetenschap. Het gaat niet over één boom maar over een heel systeem.”

Welke gewassen planten de meeste boeren hier in de buurt?

“De meeste lokale boeren planten vier gewassen: graan, maïs bieten en aardappelen. Het is altijd zoeken naar een teelt die dat jaar veel gaat opbrengen, en dat brengt risico’s met zich mee. Kijk maar naar de aardappelmarkt die dit jaar ingestort is. De gemiddelde boer is 57 jaar oud en slechts 4% van hen raadt hun kinderen aan om mee in de stiel te stappen. Er is nood aan innovatie en toekomstperspectief.”

Wat is volgens jou de toekomst van de landbouw?

“In de eerste plaats minder grote landbouwbedrijven, alle machines worden ieder jaar groter omdat de velden groter worden. Bijkomend hebben we ook nood aan meer mensen die verschillende gewassen planten en niet enkel graan, bieten, maïs en aardappelen. Vroeger waren boeren prijszetters, nu wordt de prijs voor hen bepaald. Bij Foodmaker zetten we alle teelten in samenspraak, mag ik mijn kost verdienen en spreken we het rendement af. Als ik in dienst van een grootwarenhuis zou zijn, wordt mij strikt opgelegd welke gewassen ik moet planten en welke rendementen ik moet halen. Ook met ons bedrijf moeten we rendementen halen - maar ik krijg de vrijheid om ook te experimenteren en een ecosysteem op te bouwen. Als je in overleg met de boer gaat, hem wat meer vrijheid geeft, zijn kost laat verdienen en laat werken aan een beter ecosysteem… Dan wint iedereen.”